Stap 5

Lijst de wiskundetaal op

In de vorige stap bekeek je de mogelijke struikelblokken van kinderen in de opgave over de panda. We gingen toen in op de problemen die een leerling ervaart als het wiskundig gereedschap om de opgave op te lossen onvoldoende ‘paraat’ is.

Daarnaast kan ook ’taal’ een struikelblok zijn in dergelijke opgave. Tijdens wiskundelessen spreek je een specifieke ’taal’.

Hoe en waarom deze taal een plaats krijgt in de breinmomentjes lees je in deze stap.

20 min. lees- en werktijd

Wat onderzoek leert

Voor taalzwakke leerlingen kan ’taal’ een struikelblok vormen tijdens wiskunde.

Ontdek in de figuur hieronder welke ‘soorten’ taal een rol spelen tijdens de wiskundeles.

(Figuur naar het boek ‘Volop Taal’) (Schiepers, M., Schutjes, E., Van Bergen, T., & Moonen, E. (2020). Volop taal: didactiek Nederlands voor de lagere school. Owl Press.)

Opdracht: soorten taal

Bekijk de opgave en draai dan de kaart om voor suggesties.

De typische wiskundetaal komt buiten de wiskundeles zelden aan bod, een reden te meer om er tijdens de lessen voldoende aandacht aan te besteden. Uit onderzoek blijkt echter dat leraren net weinig aandacht besteden aan taal in wiskundelessen of soms bewust taal mijden om een struikelblok voor de leerlingen weg te nemen. Als de wiskundetaal wel aan bod komt, dan wordt die vooral door de leraar gebruikt. Leerlingen zelf wiskundetaal bewust laten gebruiken gebeurt veel minder. Deze aanpak werkt  remmend, leerlingen krijgen daardoor net minder kansen om die typische taal te leren en te gebruiken.

Een bijkomend probleem is dat wiskundige opgaven vaak heel ‘compact’ geformuleerd zijn, elk woord telt. Als je in een verhalende tekst een woord niet begrijpt dan kan je wel nog prima de verhaallijn volgen, in een wiskundeopgave kan één woord het verschil maken. Zo is het woord ‘gewicht’ in de opgave over de panda cruciaal om te weten welk gegeven je moet gebruiken.

Deze strategieën zijn effectief om de focus te leggen op de vaktaal:

  • Gebruik zelf de juiste begrippen, ‘vereenvoudig’ je taal dus niet om wiskundetaal te omzeilen. Zeg bijvoorbeeld niet ‘de figuur bovenaan het bord’ maar ‘de rechthoek bovenaan het bord’.
  • Beheersen leerlingen een begrip niet, ondersteun dan via een context, een figuur,… in de plaats van het woord te mijden.
  • Laat leerlingen redeneringen verwoorden, op die manier krijgen ze de kans om ook zelf de correcte vaktaal te gebruiken.
  • Herformuleer antwoorden van leerlingen aan de hand van de juiste begrippen. Als een leerling aangeeft dat ‘het getal boven de breukstreep 5 is’, dan kan je corrigerend herhalen dat ‘de teller van de breuk inderdaad 5 is.’
  • Daag leerlingen uit om hun antwoord te (her)formuleren met de juiste terminologie. In het voorbeeld hierboven zou je de leerling ook kunnen vragen om ‘het getal boven de breukstreep’ met het juiste begrip te benoemen. Gebruik dus vaak de vraag: ‘Hoe zeggen we dit in de wiskundeles?’ 
  • Bevestig en expliciteer als een leerling in een antwoord de juiste vaktaal gebruikt. 
  • Herhaal de begrippen in ‘clusters’ woorden die met elkaar te maken hebben, net die woorden worden vaak door elkaar gehaald. Herhaal je bijvoorbeeld het woord ’teller’, breng dan ook ‘noemer’, ‘deel’, ‘geheel’ en ‘breuk’ ter sprake. 

Placeholder

Inzicht

Wiskunde bevat heel wat ‘jargon’ dat leerlingen niet in de dagelijkse omgangstaal gebruiken. Deze vaktaal moet dus voldoende expliciet aan bod komen in de lessen.

Toegepast in breingraafmomentjes

Breinmomentjes zijn een goede gelegenheid om begrippen uit de vaktaal in ‘clusters’ op te frissen. Je zou de opgaven die je wil geven kunnen selecteren in functie van de ‘wiskundetaal’ die je wil herhalen.

In de fiches hieronder vind je voorbeelden.

In het document hieronder vind je een overzicht van veel gebruikte wiskundetaal in de basisschool.

Aan de slag in jouw klas!

Bekijk het onderwerp dat je koos voor het breingraafmoment.

Markeer de ‘wiskundetaal’ in wat je al noteerde, en vul aan met begrippen of formuleringen die hiermee in verband staan.

Tijdens wiskundelessen zal je de vaktaal actief (laten) gebruiken. Werk ook eens in de andere richting. Verzamel de begrippen (bv. breuk, teller, tiende, deler,..) op kaartjes in een bokaal. Trek een kaartje en laat leerlingen bij dit begrip een voorbeeld of een context geven.

De ‘adviezen’ in verband met creëren van interactiekansen (zie ook stap 9) zijn gebaseerd op de 7 principes van taalkrachtig onderwijs.

Verder snuisteren?

Gebruik de zoekterm ’taalgericht vakonderwijs’ of ’taalontwikkelend lesgeven’. Duik in het boek ‘Volop Taal’ (Schiepers, M., Schutjes, E., Van Bergen, T., & Moonen, E. (2020). Volop taal: didactiek Nederlands voor de lagere school. Owl Press.) of beluister de podcast over de taalcompetente leraar op de website van de taalunie.

ID: block_61b0f16fa43a3