Pas de context aan: werk met een kaart van een zaak in de buurt, of met de kaart die gebruikt wordt op het schoolfeest, eetfestijn,…
- Bespreek het nut van dergelijke oefeningen uit het hoofd te kunnen uitrekenen: de persoon aan de kassa moet snel het te betalen bedrag kunnen zeggen.
- Laat leerlingen vergelijken op welke manier ze de gegevens en tussenstappen noteerden.
- Laat verwoorden op welke manier ze handig gerekend hebben, bv. eerst de gehele delen optellen, bv. handig samennemen.